‘Verduurzaming Nieuwe Haagse School-architectuur vraagt om specialistische aanpak en maatschappelijk draagvlak’

Welke impact zullen bouwtechnische aanpassingen op de esthetische duurzaamheid van de buurten met Nieuwe Haagse School-architectuur hebben, die – conform het overheidsstreven – de Haagse woningvoorraad energieneutraal moeten maken?

tekst Marcel Teunissen, foto’s Fred van der Burg

Dat was een van de centrale vragen van het symposium ‘Een duurzame toekomst voor de Nieuwe Haagse School’, op 16 december 2018 in het Dalton Lyceum aan de Aronskelkweg. Het symposium werd georganiseerd door het projectteam ‘100 jaar Nieuwe Haagse School’ in samenwerking met nai010 publishers, in het kader van de gelijknamige manifestatie, die wordt ondersteund door de Stichting Nomadisch Paviljoen.

Moderator Gerwin van Vulpen, lid van het projectteam 100 jaar Nieuwe Haagse School, presenteerde het symposium en leidde de debatten rond drie stellingen die door een breed samengesteld panel van deskundigen werden toegelicht. Hierop volgde steeds een debat met de zaal, waarin bijna 300 personen zowel het vakpubliek als de Haagse burgerij breed vertegenwoordigden. Tussentijds kon al worden geëvalueerd dat de Nieuwe Haagse School-architectuur zowel in technische als esthetische zin vraagt om een integrale, specialistische aanpak. En dat verduurzaming met behoud van architectonische waarden op project- of buurtniveau de beste kans van slagen heeft. Voorwaarde is een breed maatschappelijk draagvlak, waarin onder andere voor de overheid een belangrijke rol is weggelegd.

publiek bij symposium verduurzaming Nieuwe Haagse School

Introductie

De baksteenarchitectuur van de Nieuwe Haagse School heeft de afgelopen 100 jaar weinig of niets van haar aantrekkingskracht verloren. Sterker nog, de tijdens het interbellum gebouwde buurten zijn – door de stoere en expressieve architectuur in een evenwichtige stedenbouwkundige opzet met veel groen – nog steeds ‘zeer gewild’, om het in makelaarstermen uit te drukken.

De vraag is of de buurten in de loop van deze eeuw aantrekkelijk kunnen blijven, met het oog op gewenste aanpassingen door bewoners en de opgeschroefde eisen door de overheid qua energetische prestaties. Wat zijn de consequenties als alle Haagse woningen van het gasnet worden ontkoppeld? Wat zijn de consequenties voor het stadsbeeld als en masse in de Nieuwe Haagse School-buurten een extra bouwlaag wordt toegevoegd?

Gelet op dit soort vragen manifesteert zich in de huidige tijd steeds meer een spanningsveld. Het erfgoed van het Haagse interbellum krijgt in toenemende mate waardering en bescherming. Anderzijds worden ogenschijnlijk kleine gevelwijzigingen (bijvoorbeeld vervanging kozijnen en dakgoten) en meer ingrijpende aanpassingen (bijvoorbeeld dakopbouwen en serres) door de gemeente veelal oogluikend getolereerd. De stad en haar bewoners moeten immers kunnen ademen en bewegen. 

Opmaat voor de debatten vormden de boekpresentatie ‘Co Brandes, bouwmeester van de Nieuwe Haagse School’ door Kees Rouw (Architectuur en onderzoek) en een presentatie over bouwfysische implicaties van verduurzaming door architect Miel Karthaus.

Rob Brandes ontvangt eerste exemplaar van ‘Co Brandes – Bouwmeester van de Nieuwe Haagse School’ van auteur Kees Rouw

Het officiële deel van het symposium werd besloten met de uitreiking van de eerste boeken aan de verantwoordelijk Wethouder Robert van Asten en Rob Brandes, kleinzoon van Co Brandes. Na afloop vond een geanimeerde netwerkborrel plaats in de hal van het Dalton Lyceum.

Boekpresentatie ‘Co Brandes, bouwmeester van de Nieuwe Haagse School’, Kees Rouw

Kees Rouw verkent het werk van Co Brandes in ‘zeven korte observaties’. Het wordt duidelijk dat in de kwaliteit op detailniveau – de zogenaamde klare lijn – ook de gevoeligheid voor aantasting ligt. Ter inspiratie voor de debatten betreft de laatste observatie het behoud van Brandes’ oeuvre.

kees rouw
Kees Rouw

Dat Brandes wordt gezien als een belangrijke twintigste-eeuwse architect in met name Den Haag en Wassenaar en dat meerdere projecten gemeentelijk of rijksmonument zijn wil allerminst zeggen dat zijn werk afdoende is beschermd en daarmee een onbedreigde toekomst tegemoet gaat. De aan Nederlanders eigen ‘verbouwingsdrift’ kan veel kwaliteit moedwillig of onbedoeld teloor laten gaan. Rouw vestigt de aandacht op drie minder bekende projecten, die volgens hem extra bescherming verdienen: dubbele villa aan de Pompstationsweg (1923-1924), landhuis aan de Lange Kerkdam 100 in Wassenaar (1920-1921) met tuinontwerp en een van de vroegste landhuizen van Brandes in zijn plastische expressionistische stijl en het puntgave, smalle winkelpand op de Plaats 15 (1938-1939), waar eens modeshows van hoeden van onder andere Christian Dior werden gehouden.

Rouw speculeert dat als Brandes nog zou leven hij er alles aan zou hebben gedaan om zijn gebouwen met pragmatische oplossingen te verduurzamen. Bijvoorbeeld door vanaf de openbare weg niet zichtbare daken volledig te bedekken met zonnepanelen en gebruik te maken van warmtepompen en slanke, stalen isolatieprofielen.

Presentatie ‘Niet zuinig maar slim zijn’, Miel Karthaus

Miel Karthaus

Architect Miel Karthaus licht de bouwfysische aspecten toe van aanpassingen van Nieuwe Haagse School-woningen, ten behoeve van een aangenamer binnenklimaat en een reductie van het gebruik van niet-passieve energie. Hij is met Martijn de Gier partner in architectenbureau kbng, werkt bij Duurzaam Den Haag en is voorzitter van de stichting WarmBouwen.

Aan de hand van diverse praktijkvoorbeelden wordt zijn motto duidelijk: ‘niet zuinig maar slim zijn’, of ‘verkeerde zuinigheid geeft grote verliezen’.

De Nieuwe Haagse School (en de architectuur van Co Brandes in het bijzonder) staat bekend om ‘zachte’, gelede overgangen tussen binnen en buiten. Ten behoeve van een groter energetisch rendement is veel erfgoed de laatste jaren aangepast. Dat heeft meermaals geleid tot aantasting van esthetische kwaliteiten, maar vooral ook tot tegenvallende bouwfysische resultaten. Karthaus wijst op het gebrek aan kennis van warmte- en vochthuishouding in gebouwen en constateert dat er een gevaar ligt in de projectie van nieuwbouwconcepten op bestaande gebouwen.

Het is evident dat er geen eenduidige oplossingen zijn, maar Karthaus wijst op een aantal bouwfysische zaken waarop moet worden gelet bij ingrepen ten behoeve van verduurzaming en verbetering van de energetische prestaties. Het thermisch isoleren van de binnenschil (om de waardevolle buitenschil te sparen) kan leiden tot schadelijke condensvorming en is dus alleen rendabel wanneer ook dampremming wordt toegepast. Vochtmigratie is een probleem op zich dat altijd dient te worden bezien in samenhang met thermische isolatie. 

Karthaus houdt een pleidooi voor plafondverwarming (met water van 30 graden Celsius, via een warmtepomp) boven vloerverwarming. In bepaalde situaties kan de stralingswarmte van een plafond tal van voordelen bieden. Hij licht dit toe aan de hand van het project Geo Clima Design Ag, aan de rivier de Spree in Berlijn.

Een stralingsplafond is een voorbeeld van WarmBouwen waarbij de thermische massa van het gebouw wordt ingezet, in combinatie met een constante binnentemperatuur en stralingswarmte met een relatief lage temperatuur. Doelstelling is om hoog comfort aan een lage energierekening te koppelen, zonder de bouwfysica van de schil te verstoren en de buitengevel aan te tasten.

Stelling 1 – Door haar sobere karakter is Nieuwe Haagse School architectuur meer gevoelig voor aanpassingen en uitbreidingen dan andere architectuurstromingen

Pioenweg

De stelling wordt besproken aan de hand van een foto uit 1926 van een pand met Nieuwe Haagse School-karakteristieken aan de Pioenweg 1, naar een ontwerp van architect Evert van Linge (1925-1926) en een foto van het gebouw uit 2018, met de kanttekening dat in 2012 bouwvolumes zijn toegevoegd, ten behoeve van een splitsing in bewoning.

Marcel Teunissen

Architectuurhistoricus Marcel Teunissen wijst erop dat een esthetisch oordeel over de kwaliteit van de uitbreiding lastig is te objectiveren. Het voorbeeld illustreert vooral de kwetsbaarheid van de klare lijn, in dit geval de ramen en de verdeling van de ramen met vaste en beweegbare kozijnen. Anders geformuleerd: wijzigingen op ogenschijnlijk detailniveau kunnen grote gevolgen hebben voor het gevelbeeld, en worden veelal onderschat.

Stefan van Tol

Duurzaamheiddeskundige van de gemeentelijke afdeling Monumentenzorg, Stefan van Tol, stelt dat kwetsbaarheid niet alleen typerend is voor de Nieuwe Haagse School, maar relativeert dat de bouwstijl zodanig bepalend is in het stadsbeeld, dat dit wellicht zo wordt ervaren.

Hans van Daal

Architect Hans van Daal van Van Daal en Warries architecten benadrukt de kwetsbaarheid aan de hand van voorbeelden in de praktijk, te beginnen met Pioenweg 1. Hij stelt dat in 2012 ogenschijnlijk al veel wijzigingen waren doorgevoerd, waardoor de discussie zich onterecht concentreerde op de volume-uitbreiding. Ook Van Daal stelt dat details bepalend zijn voor de kwaliteiten van de Nieuwe Haagse School. Vooral kozijnen en boeiboorden zijn bouwdelen waarvan het aanzicht van het oorspronkelijk detail vaak wordt onderschat.

De discussie met de zaal wordt verlegd naar dakopbouwen: een verduurzaming van wooncomfort die vaak op gespannen voet staat met de esthetische kwaliteiten. Duidelijk wordt het onbegrip van bewoners voor ‘volkomen afwijkende’ en soms ‘hilarische’ verticale uitbreidingen.

Otto Das

Namens het panel legt architect en dakopbouwen-specialist Otto Das gedetailleerd uit hoe bepaalde architectuur via gemeentelijk beleid tot stand is gekomen. De Welstandsnota van 2004 bood de mogelijkheden om de architectuur van de drager in de opbouw te continueren of te kiezen voor geheel afwijkende architectuur. Dat laatste heeft blijkbaar tot veel discussie en twijfelachtige resultaten geleid. Ook zijn de meningen in de zaal verdeeld over een recent project in de Kornoeljestraat. Waarom was doormetselen van de gevel niet mogelijk? Otto Das verdedigt het advies van de welstandscommissie, dat gebaseerd was op het in stand houden van de ‘klare lijn’ van de dakrand met overstek.

Hijzelf hanteert in bouwopgaven het uitgangspunt hoe de architect in kwestie van destijds de extra bouwlaag zou hebben ontworpen. Geconstateerd wordt dat zowel deskundigen als de zaal weinig kwalitatief goede voorbeelden kennen van afwijkende opbouwen, die in hun contrast harmoniëren met de drager.

Stelling 2 – Verduurzaming Nieuwe Haagse School architectuur vergt een eigen aanpak

Cisca van der Leeden

De stelling wordt bevestigd door de restauratie, renovatie en verduurzaming van rijksmonument Het Schip in Amsterdam uit 1920, door projectleider Cisca van der Leeden en restauratiearchitect Ramon Pater.

Het complex met 81 huurwoningen en een museum (in het voormalige postkantoor) aan de Zaanstraat, Oostzaanstraat en Hembrugstraat is een wereldberoemd voorbeeld van de Amsterdamse School. Cisca van der Leeden legt namens eigenaar woningstichting Eigen Haard de aanpak uit, die in 2009 startte.

In het voortraject werden het behoud van monumentale waarden en de verbetering van het wooncomfort tegen elkaar afgewogen. Zaak was in een vroeg stadium de juiste partners in multidisciplinaire samenwerking bij elkaar te brengen en vooral een architect te betrekken die de opgave zeer goed begrijpt. Ontwerptechnisch was het gebruik van BIM zeer efficiënt (dit betreft een werkmethodiek waarbij in een digitaal, driedimensionaal Bouw Informatie Model door diverse disciplines integraal wordt samengewerkt).

WarmBouwen (met gebruikmaking van de bouwmassa) was in dit geval niet mogelijk en er werd gekozen voor een soort doos-in-doos constructie. Het energieconcept DuurSaam drukt in naam uit dat er is gewerkt in een klein collectief met ieder zijn eigen systeem, maar met een gemeenschappelijk streven. Als resultaat zijn de woningen opgeschaald naar Label A+.

Enkele aspecten van DuurSaam: de toepassing van vloerverwarming en een collectieve HR-ketel met individuele regeling, het reduceren van de warmtevraag tot maximaal 4,5 kW per woning, een elektrische boiler, gekoppeld aan een thermisch zonlichtsysteem en een PV-systeem, voor warm tapwater. Verder zijn de woningen volledig elektrisch van energie voorzien en worden alleen de collectieve HR-ketels gevoed met gas.

Samengevat stoelde de ingreep op een totaalbenadering van zowel het complex met haar functies, het kunstwerk dat architect Michel de Klerk heeft willen scheppen en ook de toekomstige exploitatie (inclusief subsidies voor bewoners vanwege het label A+).

Ramon Pater brengt tenslotte aan de orde dat de gemeente Amsterdam bij bouwvergunningsaanvragen – evenals de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed – een systeem hanteert met verschillende (vaak lichtere) gradaties van rijks- en gemeentelijke monumenten uit het interbellum. Deze vorm van maatwerk is een evident verschil met het beleid in Den Haag.

Job Roos

Job Roos, architect bij Braaksma en Roos en hoofddocent Heritage & Design aan de TU Delft, stelt expliciet wat gaandeweg het symposium duidelijk wordt: bouwstijlen van het interbellum – de Nieuwe Haagse School in het bijzonder – vergen een geheel eigen aanpak, waarbij zich per gebouw nog geheel specifieke verschillen kunnen aandienen.

Roos voorziet dat alleen door fundamentele veranderingen de opgelegde energetische bezuinigingen haalbaar zijn, zonder dramatische consequenties voor het erfgoed van de Nieuwe Haagse School. De overheid – die goede energetische prestaties oplegt – moet hierin regie gaan voeren en de burgerij faciliteren. Integraal denken is daarbij een onmisbare voorwaarde. Ter inspiratie verwijst hij naar het vlugschrift van Christoph Grafe ‘Duurzaam is Dierbaar’. Dit stuk uit 2012 heeft zijns inziens niets aan zeggingskracht en actualiteitwaarde ingeboet.

Michel van Ruijven

Michel van Ruijven is ervaringsdeskundige en vertegenwoordigt de projectgroep Warm in de Wijk, die beoogt een netwerk van duurzame warmte in de Vruchtenbuurt te realiseren.

Om de plannen uit te kunnen voeren, is hulp nodig van verschillende partijen: voor kennis en expertise, om het netwerk aan te leggen en te beheren, om het te onderhouden en de aanleg te financieren. De projectgroep is daarvoor op alle niveaus in gesprek met verschillende (grote) partners, onder wie Stedin, de gemeente en de Provincie Zuid-Holland. HAL, Eneco en Dunea zijn betrokken als mogelijk leverancier van de warmte.

Een rendabele businesscase ligt ten grondslag aan de implementatie en hiervoor is in 2018 een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd door IF Technology, met positieve bevindingen. Inmiddels zijn daarom 600 bewoners betrokken, waarvan er 250 huren bij een corporatie.

Warm in de Wijk sluit volledig aan bij de stelling van Job Roos dat alleen bij een integrale aanpak op wijkniveau goede resultaten van verduurzaming zijn te boeken. Ook de technische aanpak is specifiek en niet gebaseerd op lage temperaturen. In januari 2019 start de pilot om 70 woningen op 70 graden met behulp van geothermie (aardwarmte) te verwarmen. Hierbij voldoen de aanwezige radiatoren, maar vormt een bepaalde vloer- en dakisolatie wel een randvoorwaarde.

Stelling 3 – Behoud van architectonisch karakter verbetert de waardeontwikkeling en leefbaarheid van vooroorlogse wijken

Het inleidend beeld vormt een cluster van dakopbouwen in Rustenburg-Oostbroek, die in de zaal enige hilariteit veroorzaken vanwege de grote contrasten in de verschijningsvorm.

Leo Oorschot

Leo Oorschot, architect-onderzoeker bij atelier PRO en docent Heritage & Design aan de TU Delft, wijst op een aspect dat tot nu toe helemaal niet aan de orde is geweest. Vanuit bouwtechnisch oogpunt moet bij toevoeging van een extra laag een anderhalf steensmuur de drager vormen, in plaats van een steensmuur wat in de regel het geval is. Oorschot wijst erop dat dit kan leiden tot ernstige schade. Hiervoor zijn in Den Haag zoals gesteld geen specifieke voorschriften en regels, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Amsterdam, waar voor het uitbreiden met een bouwlaag een speciale aanpak wordt voorgeschreven ten behoeve van de gordel 1920-1940.

Robert Kostwinder

Robert Kostwinder is Communitybuilder in Laak en richt zich in zijn betoog op het onderschrijven van Stelling 3. Laak is het voorbeeld van een wijk met een voor Nederland unieke, nog steeds gave stedenbouwkundige opzet, waarin door sociaal-culturele spanningen de leefbaarheid maar ook het architectonisch karakter de laatste twee decennia onder druk zijn komen te staan. In de periode waarin de hoge kwaliteit in toenemende mate wordt onderkend, bouwt Kostwinder aan de sociale infrastructuur met als doel de cohesie te versterken. Hij richt zich op het vergroten van de zelfredzaamheid en samenwerkingsbereidheid van bewoners ten opzichte van wijkpartners en de gemeente. Hierdoor wordt mogelijk gemaakt dat zij beter hun stem kunnen laten horen en kunnen participeren bij onder meer beleidsvorming. 

Jan Nelisse

De brede samenstelling van het panel wordt onderschreven door de aanwezigheid van Jan Nelisse, van Nelisse Makelaarsgroep. Nelisse houdt een pleidooi voor duurzame waardeontwikkeling van het erfgoed van de Nieuwe Haagse School in de toekomst. Voor het behoud van architectonische waarden is het volgens hem van groot belang dat de gemeente strenger handhaaft bij aanvragen voor omgevingsvergunningen voor verbouwingen. Deze stelling krijgt grote bijval vanuit de zaal, onder meer vanuit de VVE van woningen aan het Pinksterbloemplein, die met het Dalton Lyceum als ensemble door Co Brandes zijn ontworpen. Als ander voorbeeld noemt Nelisse de in Den Haag veel voorkomende splitsing van woningen in meerdere wooneenheden, waarbij door gemeente en ontwikkelaars wordt ingezet op kwantiteit (zoveel mogelijk wooneenheden) in plaats van kwaliteit. Wat betreft waardestijging van het Nieuwe Haagse School erfgoed moet volgens Nelisse worden ingezet op verduurzaming met behoud van architectonische kwaliteiten.

Wethouder Robert van Asten van Mobiliteit, Cultuur en Strategie heeft onder meer Monumenten in zijn portefeuille en spreekt namens de gemeente Den Haag als belangrijkste beleidsmaker. Hij waardeert het initiatief van het symposium als zodanig en heeft veel inspiratie kunnen opdoen en goede ideeën gehoord. Hij zegt toe dat het College daarmee vol aan de slag zal gaan, maar dat niet eenzijdig zal worden ingezet op het verbeteren van technische duurzaamheid. Hij onderschrijft dat het behoud van het architectonisch karakter van het erfgoed van de Nieuwe Haagse School prioriteit zal krijgen.

Wethouder Robert van Asten ontvangt de monografie over Co Brandes

Share your thoughts